Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1.1 Definities
-
1.In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- een.
Budgethouder: degene aan wie het persoonlijk budget wordt toegewezen (de opdrachtgever).
- si.
Budgetplan: een door de klant of diens vertegenwoordiger opgesteld plan, waarin telkens wordt aangegeven welke ondersteuning wordt ingekocht en welk bedrag per ondersteuner wordt besteed.
- DOEN.
Raad van Bestuur: College van Burgemeester en Wethouders van Breda.
- Hoi.
Ten derde: degene voor wie het persoonlijk budget bestemd is.
- M.
Regeling: Regeling Maatschappelijke Ondersteuning Breda 2021;
- FA.
Interview ter opheldering van twijfel: een gesprek naar aanleiding van een verzoek om bijstand waarin de aangelegenheden van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet aan de orde komen.
- gram.
Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- H.
Zinvol dagelijks gebruik: een gestructureerde tijdsbesteding met een duidelijk omschreven doel waaraan de cliënt actief deelneemt en die structuur en zin geeft aan het dagelijks leven. Het doel is dat het de zelfredzaamheid van cliënten en hun participatie in de samenleving bevordert.
- een.
-
2.De in deze beleidsregels gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wet en de daarop gebaseerde aanverwante wetgeving, het huishoudelijk reglement en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Hoofdstuk 2 Proces
2.1 Inleiding
De wet bepaalt dat burgers die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben, hun verzoek om hulp vooraf aan het college van burgemeester en wethouders moeten melden. De Raad van Bestuur is dan verplicht een onderzoek te doen: het interview om vragen op te helderen. Zo kan de Raad in overleg met de cliënt, draagmoeder, mantelzorger, partner, gezinsleden of anderen in hun sociale netwerk eerst de ondersteuningsbehoefte en mogelijke oplossingen goed in kaart brengen. De wet geeft aan waaraan een goed onderzoek minimaal moet voldoen en bepaalt welke onderwerpen telkens (na beëindiging van het verzoek om bijstand) in het onderzoek moeten worden betrokken.
2.2 Noodgeval
Het kan zijn dat de cliënt niet kan wachten op de termijn van zes weken waarbinnen het verhelderingsgesprek moet plaatsvinden. Met andere woorden: in afwachting van de uitkomst van het verhelderingsgesprek moet onmiddellijk een tijdelijke voorziening op maat worden ontwikkeld (artikel 2.3.3 van de wet). De noodzaak om tijdelijke installatie op afroep te leveren zal alleen in bijzondere gevallen bestaan.
2.3 Klantenservice
Klantenservice is een onafhankelijke ondersteuning van de klant met informatie, advies en algemene ondersteuning die helpt de zelfredzaamheid en participatie te versterken en een zo volledig mogelijke dienstverlening te verkrijgen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet).
Tijdens het vraagverhelderingsgesprek kan een medewerker van de klantenservice de klant helpen zijn hulpvraag (beter) te formuleren en beslissingen te nemen. Het bestuur moet ervoor zorgen dat deze cliëntondersteuning beschikbaar is voor wie sociale ondersteuning nodig heeft of problemen heeft op andere terreinen in de sociale sector. Hiervoor zijn meerdere professionals uit de betreffende branche en MEE naar Breda gehaald. De klant is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken. Vaak is het zo dat iemand uit het sociale netwerk van de klant of een belangengroep optreedt als medewerker van de klantenservice. Daarom praten we over formele en informele klantenservice. Bij het melden van de hulpvraag merkt de Raad op dat er gebruik mag worden gemaakt van de klantenservice.
2.4 Stappenplan onderzoek
In 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep een belangrijke beslissing genomen, vaak aangeduid als de pacingplanbeslissing. In dit besluit heeft de CRvB uiteengezet hoe het onderzoek naar de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning moet worden uitgevoerd. De school moet tijdens het onderzoek de volgende stappen ondernemen:
- 1.
De universiteit moet bepalen wat de steunaanvraag is.
- 2.
Het college van burgemeester en wethouders moet bepalen welke knelpunten er spelen bij zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie of het kunnen handhaven in de samenleving.
- 3.
Het college van burgemeester en wethouders kan dan bepalen welke vorm en omvang van de ondersteuning nodig is om adequaat bij te dragen aan zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie of om in de samenleving te blijven.
- 4.
De Raad dient te onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke hulpverlening, mantelzorg, steun van anderen in het sociale netwerk en aanwezige (algemene) voorzieningen de benodigde hulp en ondersteuning kunnen bieden.
- 5.
Alleen voor zover deze mogelijkheden ontoereikend zijn, dient de Commissie te voorzien in geïndividualiseerde voorzieningen.
Voor zover het onderzoek naar noodzakelijke ondersteuningen specifieke expertise vereist, kunnen expertise en specifiek advies niet ontbreken.
2.5 Verduidelijking van vragen
Bij Breda vinden we het belangrijk dat alle Bredanaars voor zichzelf en anderen kunnen zorgen. Komen ze er niet uit, dan kunnen ze hun hulpvraag melden bij de Raad van Bestuur. Vervolgens wordt een toelichtend gesprek gevoerd waarin samen met de cliënt en eventueel de vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familie of anderen in hun sociale netwerk de situatie in kaart wordt gebracht. Alleen dan kunnen oplossingen worden besproken. De Raad van Bestuur kan de opheldering van twijfels uitbesteden aan een contractant. De beslissing op de aanvraag moet altijd door de school worden genomen.
Resultaten
Bij deze oplossingen gaat het om het behalen van resultaten. Dit is in overeenstemming met het wettelijk systeem. Eerst wordt beoordeeld of, en zo ja, welke oplossingen geschikt zijn om het resultaat te bereiken. Op het zogenaamde betwiste terrein is er een samenwerking met Zorg voor Elke Ander Breda. Bestaande oplossingen kunnen ook gecombineerd worden met maatwerk installaties. Door voorzieningen op maat aan te bieden, ligt de nadruk niet op het opvullen van een tekort, maar op het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie.
Klanten perspectief
Het is onrealistisch om te streven naar volledige zelfvoorziening en participatie van alle klanten. Afhankelijk van de individuele situatie van de klant zal de ondersteuning gericht zijn op:
- een.
promoot de
- si.
houden, of
- DOEN.
het verzachten van de val, soms ook het ondernemen van activiteiten.
verzorger
De mantelzorger kan rekenen op de nodige ondersteuning om de taken van de mantelzorg te kunnen blijven uitvoeren. Dit is overigens geen maatwerkregeling (RBNHO:2017:1022). Bij het verstrekken van hulpmiddelen aan cliënten houdt de Raad rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals heftrucks en andere hulpmiddelen die mantelzorgers nodig hebben bij het bedienen. Maatwerkinstallaties zijn er vooral op gericht om de klant adequaat te ondersteunen. Ze zijn immers grotendeels individueel gericht. Respijtzorg kan worden verleend in de vorm van (tijdelijke) maatwerkvoorziening om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen of in situaties waarin de mantelzorger deze ondersteuning aan de cliënt niet kan bieden.
niveau van sociale steun
De verplichting van de Raad om zorg op maat te bieden schiet tekort om de cliënt in exact dezelfde of zelfs betere positie te brengen dan waarin hij verkeerde voordat hij ondersteuning nodig had (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p.149). Zoals hierboven vermeld, is dit echter in sommige gevallen niet realistisch. De gevraagde ondersteuning moet in redelijke verhouding staan tot de toestand van de klant voordat ondersteuning nodig is. Wat logisch is, laat zich niet vertalen in beleidsregels. Het gaat tenslotte allemaal om maatwerk. Het gaat erom dat de cliënt in een acceptabele mate in staat is tot zelfredzaamheid of participatie.
2.6 Wet langdurige zorg en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
De wet kent maar één weigeringsgrond. Het College is bevoegd een verzoek om persoonsgerichte verstrekking af te wijzen indien de cliënt een indicatie voor de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft of kan krijgen maar hieraan geen medewerking wenst te verlenen, met inachtneming van de vrijstellingsbepaling (artikel 8.6a van de wet). . Dit geldt alleen met uitzondering van thuiswonende cliënten die afhankelijk zijn van een woningaanpassing of -begeleiding. In alle andere gevallen onderzoekt de Raad bij het melden van een hulpvraag altijd of de cliënt in aanmerking komt voor een indicatie Langdurige Zorg, tenzij er geen reden is om aan te nemen dat dit het geval is. Dit kan ook gevolgen hebben voor de partner of volwassen huisgenoot van de cliënt. Dit is belangrijk omdat gezinsondersteuning onderdeel is van de Wlz-indicator.
samenloop met Wlz
Volgens de Centrale Raad kunnen WMO 2015 en Wlz naast elkaar bestaan als de ondersteuningsbehoefte niet door de Wlz wordt gedekt (CRVB:2018:3933). Denk bijvoorbeeld aan de Gedeelde Taxi voor verzekerden die in een Wlz-instelling verblijven.
Onderzoek
In dat geval dient de procedure van artikel 2.3.2 van de wet te worden gevolgd (gesprek om twijfels op te helderen). Hierin dienen doel, inhoud en reikwijdte van de hulpvraag en de behoefte aan ondersteuning op grond van WMO 2015 te worden aangegeven.
Sollicitatie kan bepalen
Het bestuur kan, maar is niet verplicht, een verzoek om een aangepaste voorziening af te wijzen. Bij een individuele voorziening is het niet zo dat u voldoende moet bijdragen om een situatie te bewerkstelligen waarin de cliënt op zichzelf kan rekenen of mee kan doen en zo lang mogelijk in zijn eigen woonomgeving kan blijven wonen. De grondslag voor de beslissing op de aanvraag is namelijk gebaseerd op artikel 2.3.5, zesde lid, van de wet (de "kan"-bepaling van dat artikel). Met andere woorden: de raad moet motiveren waarom hij wel of niet gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek af te wijzen (de raad kan in redelijkheid beslissen).
tijdelijke indicator
Onder spoed kan ook worden verstaan een tijdelijke indicatie tijdens de beslistermijn voor het indicatief verzoek Wlz (EG 2013/14, 33 841, G, p. 24). In deze gevallen geeft de Raad een tijdelijke leidraad. De duur van deze overgangsregeling is afhankelijk van de afwikkelingstermijn waarvoor CIZ geldt. In dit geval ligt het voor de hand dat er ook een tijdelijke indicatie voor persoonlijke verzorging en/of ziekenhuisopname wordt afgegeven op grond van de Zorgverzekeringswet. Deze indicatie wordt gegeven door de wijkverpleegkundige.
Hoofdstuk 3 Routinehulp
3.1 Inleiding
Gebruikelijke ondersteuning is ondersteuning die naar algemeen aanvaarde opvattingen redelijkerwijs kan worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere samenwonenden (artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet).
Gewone hulp wordt daarom alleen verleend aan mensen die samenwonen met de cliënt in een huishouden. De zogenaamde wooneenheid bestaat uit de bewoners die samen in één huis wonen. Een kamergenoot is elke andere persoon die tot de wooneenheid van de cliënt kan worden gerekend. Alleen bij een relatie met een zakelijke huurder of bezoeker maken volwassen huisgenoten dus geen deel uit van de wooneenheid. Dit zijn mensen die via een contract (huur) een kamer huren (pension). Zo'n overeenkomst kan ook bepalen dat de gemeenschappelijke ruimten door de huurder of gast schoon moeten worden gehouden. In dat geval past de universiteit de ondersteuning daarop aan. Dit betekent niet dat als er geen contractuele clausules zijn opgenomen voor sanering, het bestuur meer binnenlandse ondersteuning moet bieden waar de cliënt op rekent. Voor zover er sprake is van meer verontreiniging door intensiever gebruik door de huurder of bezoeker, valt dit buiten de indicatie.
3.2 Beoordelings- en onderzoekskader
De beoordeling of sprake is (of kan zijn) van gewone ondersteuning is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:
- 1.
De aard, omvang en verwachte duur van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, anders dan ondersteuning aan huis. Met steun van het huis wordt van de volwassen huisgenoten altijd verwacht dat ze de klusjes op zich nemen.
- 2.
De aard van de relatie van de persoon binnen de wooneenheid met de cliënt, tenzij het onderhoud van de woning betreft. Zie ook punt 1.
- 3.
De leeftijd en ontwikkelingsfase van de inwonende kinderen.
- 4.
Het lerend vermogen van de mensen van wie reguliere hulp verwacht kan worden.
Op basis van de hulpvraag van de klant wordt het volgende proces toegepast bij het evalueren van de reguliere hulp. Tijdens het verhelderingsgesprek worden de problemen van de cliënt op het gebied van zelfredzaamheid of participatie geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie wordt beoordeeld welke ondersteuning nodig is. Alleen dan kan goed worden bepaald of gewone hulp van huisgenoten kan worden verwacht (bijvoorbeeld CRVB:2018:3243 en CRVB:2018:3108).
zonder gebruikelijke hulp
Permanent toezicht of het bieden van 24-uurs ondersteuning dichtbij de klant in de vorm van begeleiding valt niet onder de standaard hulpverlening.
Reclame. 1 Aard, omvang en verwachte duur van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, anders dan ondersteuning thuis
Aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte
De aard van de ondersteuningsbehoefte kan heel verschillend zijn. De cliënt kan ondersteuning nodig hebben bij: zelfzorg, het voeren van de huishouding (of het nemen van verantwoordelijkheid voor het huishouden) of het plannen of uitvoeren van (dagelijkse) activiteiten als onderdeel van participatie.
Of er naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid reguliere hulp van een huisgenoot mag worden verwacht, hangt mede af van de aard, omvang en verwachte duur van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, behalve in het geval van huishoudelijke ondersteuning. Dit betekent dat van volwassen huisgenoten wordt verwacht dat ze voor elkaars huishoudelijke taken zorgen. In deze beleidsregels is ook de Gids voor thuiswonende kinderen opgenomen.
Qua aard en/of hoogte is het ook een kwestie van uitstel van ondersteuning of niet. Dit met het oog op de beschikbaarheid van de huisgenoot. Hetzelfde geldt voor het onderhoud van de woning.
De aard en/of omvang van de ondersteuning kan binnen de normale routine van de wooneenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan kleding uitkiezen en klaarmaken, samen eten, samen uitgaan etc.
Ondersteuningsbehoeften op korte of lange termijn
Afhankelijk van de aard van de handicap kan de cliënt een korte of langdurige behoefte aan ondersteuning hebben. Bij een kortdurende ondersteuningsbehoefte is er uitzicht op herstel voor zover de cliënt in staat is zich in te dekken en/of mee te doen. In het algemeen geldt een termijn van drie maanden. Langdurig verwijst naar een situatie waarin de behoefte aan ondersteuning naar verwachting langer dan drie maanden zal duren. Het kan gaan om het ondersteunen of toe-eigenen van activiteiten of taken die volgens algemeen aanvaarde opvattingen tot de (persoonlijke) levenssfeer behoren en daarom geacht worden elkaar te bieden. Daarbij maakt het in principe niet uit of er behoefte is aan ondersteuning op korte of lange termijn. Denk bijvoorbeeld aan het huishouden doen of mensen aanzetten tot eten en drinken.
Reclame. 2 Aard van de relatie van het individu met de cliënt binnen de wooneenheid, anders dan onderhoud aan de woning
Of er naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid reguliere hulp van een huisgenoot mag worden verwacht, hangt ook van de relatie af, behalve in het geval van huishoudonderhoud. Dit betekent dat van huisgenoten wordt verwacht dat ze voor elkaars huishoudelijke taken zorgen. Voor andere vormen van ondersteuning kan dit anders zijn. Zo wordt van volwassen thuiswonende kinderen over het algemeen niet verwacht dat zij hun ouders begeleiden op het gebied van persoonlijke verzorging. Evenmin wordt van hen verwacht dat zij in alle gevallen advies geven over ouderbetrokkenheid. Voor echtgenoten/partners ligt dit anders. Over het algemeen wordt het acceptabel geacht om wederzijdse ondersteuning te bieden als onderdeel van reguliere assistentie bij bepaalde activiteiten. Zie hieronder voor deze beleidsregels.
Reclame. 3 Leeftijd en ontwikkelingsstadium van de inwonende kinderen
Het spreekt voor zich dat de gebruikelijke hulp van internaatkinderen ook afhangt van hun leeftijd en ontwikkelingsstadium. Daarom bevat dit beleid richtlijnen voor het onderhoud van het huis en de gebruikelijke zorg die ouders geacht worden voor hun kinderen te zorgen.
Reclame. 4 Leervermogen van mensen van wie reguliere hulp verwacht kan worden
Gebruikelijke hulp mag (tijdelijk) niet worden verwacht. Een reden hiervoor kan zijn dat de huisgenoot de gebruikelijke hulp niet weet of moet geven, maar wel kan leren.
Voorbeeld gezinsondersteuning
Denk bijvoorbeeld aan een huisgenoot die nooit heeft geleerd hoe hij huishoudelijk werk moet doen, maar wel kan leren. In deze gevallen kan er tijdelijk verlichting worden geboden als u probeert huishoudelijk werk te leren doen. Redenen als "ik ben het niet gewend" of "ik wil het huishouden niet doen" leiden niet tot een indicatie om het huishouden over te nemen.
voorbeeld gids
Denk bijvoorbeeld aan een (echt)geno(o)t(e)/partner die een ondersteuningsbehoefte ervaart van de (echt)geno(o)t(e)/partner, zoals niet-aangeboren hersenletsel (NAH) of (beginnende) dementie. In deze gevallen kan een voorlopige voorziening worden gegeven, omdat u wilt leren omgaan met de beperkingen van uw echtgenoot/partner en/of wilt leren hoe reguliere hulp geboden kan worden.
3.3 Personalisatie
In deze beleidsregels zijn uitgangspunten vastgelegd voor het verlenen van gebruikelijke zorg. Dit zijn situaties waarin algemeen aanvaarde opvattingen zijn geïnterpreteerd. Met andere woorden, hulpverlening mag worden verwacht zoals gebruikelijk, tenzij uit onderzoek blijkt dat dit niet mogelijk is. Naast de uitgangspunten van deze beleidsregels kunnen zich andere situaties voordoen waarin reguliere hulp nodig is. Voor zover de beleidsregels daar niet in voorzien, gaat de Raad van Bestuur in gesprek met de klant en de partner(s) om tot een oplossing te komen. Dat wil zeggen, wat redelijk is in het individuele geval.
3.4 Uitzonderingen Levering van Routineondersteuning
In de volgende gevallen wordt algemeen aangenomen dat de huisgenoot de gebruikelijke hulp niet (tijdelijk) of niet (volledig) kan verlenen:
- •
de huisgenoot is overbelast of dreigt overbelast te raken,
- •
de huisgenoot heeft beperkingen en/of mist de kennis/vaardigheden om routinematige hulp te verlenen en kan deze kennis/vaardigheden niet aanleren;
- •
de cliënt heeft een zeer korte levensverwachting en daarom kan niet van huisgenoten worden verwacht dat zij alle huishoudelijke taken op zich nemen,
- •
de huisgenoot is wegens werkzaamheden elders verplicht afwezig gedurende aaneengesloten perioden, of
- •
er zijn bijzondere omstandigheden. Hierbij kan worden gedacht aan een opeenstapeling van ondersteunende en/of zorgtaken, al dan niet gecombineerd met reguliere werkzaamheden. Overweeg bijvoorbeeld het aanbieden van:
- -
van verpleging en verzorging als bedoeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of
(Video) Kiezen in het Sociaal Domein (23 juni 2022) - -
biedt hulp aan jongeren als bedoeld in de Jeugdwet (JW), inclusief activiteiten die behoren tot het draagvermogen en probleemoplossend vermogen van ouders en/of
- -
verricht werkzaamheden die (ook al) vallen onder de gebruikelijke hulp en/of
- -
zorg verlenen. Het kan gaan om activiteiten die vallen onder de Wmo 2015, JW of Zvw, waarbij zorg of ondersteuning wordt verleend zonder recht op grond van de betreffende wetgeving.
- -
3.5 Reguliere hulp- en ondersteuningsbehoeften
huishoudelijke ondersteuning
Als het om huishoudelijke ondersteuning gaat, is het algemeen geaccepteerd dat huisgenoten huishoudelijke taken op zich nemen als een andere huisgenoot deze niet kan uitvoeren. Dit uitgangspunt sluit volledig aan bij vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld CRVB:2019:2616, CRVB:2018:2721 en CRVB:2017:4476). Voor thuiswonende kinderen is de mate waarin reguliere hulp geboden kan worden afhankelijk van hun leeftijd. De Richtlijn gebruikelijke opvang van thuiswonende kinderen is opgenomen in de bijlage bij deze beleidsregels. Daarnaast mogen de inspanningen van kinderen niet ten koste gaan van hun welzijn en ontwikkeling, waaronder interactie met leeftijdsgenoten, recreatieve activiteiten en schoolprestaties (TK 2013/14, 33 841, nr. 34, p. 116) .
Zo administratief
Voor begeleiding of om het beheer van de woning over te nemen, is het algemeen geaccepteerd dat partners het beheer van de woning van de ander overnemen als een van hen hier niet meer toe in staat is (bijvoorbeeld RBDHA:2018:10620 en RBZWB: 2017 : 6072). Onder huisbeheer valt in ieder geval postzorg, rekeningen betalen en dergelijke. Het is ook mogelijk dat huisgenoot en cliënt dit samen doen. In dit geval biedt de huisgenoot ondersteuning bij het beheer van de woning. Van ouders wordt ook verwacht dat zij het huishouden doen voor een thuiswonend volwassen kind. Voor thuiswonende kinderen tot 23 jaar kan een uitzondering gelden om de huishouding over te nemen van hun (alleenstaande) ouder. Routinematige hulp bij het huishouden moet niet worden verward met mensen die niet (meer) in staat zijn om financiële beslissingen te nemen en daardoor in de problemen komen. Op grond hiervan kan de kantonrechter beheer opleggen omdat "derden" misbruik zouden kunnen maken van de status van de opdrachtgever.
Instructies voor zelfzorg
Onder zelfzorg verstaan we de algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl) zoals: het lichaam reinigen, aankleden, eten en drinken, medicijnen innemen etc. taken als er behoefte is aan kortdurende ondersteuning van deze ADL-activiteiten als onderdeel van routinematige ondersteuning. Aanmoediging betekent aanmoediging om een activiteit uit te voeren. Dit betekent dat de cliënt eraan wordt herinnerd om bijvoorbeeld te douchen of aan te kleden. Bij bewegen in het kader van reguliere ondersteuning hoort niet de noodzaak om de klant structureel te activeren. In het geval van langdurige ondersteuningsbehoeften van de cliënt, wordt de gebruikelijke hulp van de echtgenoot/partner verwacht bij activiteiten die hen samen aangaan, zoals eten en drinken. Voor overige ADL-werkzaamheden overlegt de Raad met de cliënt en diens partner/echtgenote wat redelijk is. Van volwassen thuiswonende kinderen wordt in principe niet verwacht dat ze hun ouders stimuleren om voor zichzelf te zorgen.
Hulp bij boodschappen doen.
Van de echtgeno(o)t(e)/partner wordt verwacht dat zij elkaar ondersteunen bij het doen van aankopen. Onder gebruikelijke hulp valt dus ook het verrichten van deze werkzaamheden voor zover een van hen dit niet meer kan. Bijvoorbeeld: kleding kopen, vakanties boeken, boodschappen doen of andere reguliere aankopen. Dit sluit overigens niet uit dat volwassen thuiswonende kinderen niet geacht worden hun ouders willekeurig te begeleiden bij bijvoorbeeld het boodschappen doen.
Oriëntatie op het structureren van de dag/week
Van echtgenoten/partners wordt verwacht dat zij elkaar ondersteunen bij activiteiten die hen ook gezamenlijk kunnen aangaan. Dit kan door middel van het maken en bespreken van een dag- of weekplanning. Hierin wordt aangegeven in welke volgorde de werkzaamheden worden uitgevoerd en op welke dag of dagdeel de werkzaamheden plaatsvinden. Overweeg bijvoorbeeld:
- •
Bezoek aan huisarts, tandarts, specialist,
- •
Organiseren van dagelijkse taken zoals: hond uitlaten, post verwerken, etc.
- •
familiebezoek,
- •
Meedoen aan grote dagelijkse bezigheden zoals aangegeven (brengen en/of halen);
- •
Enz.
Dergelijke activiteiten kunnen onder andere betrekking hebben op het sociaal functioneren van de cliënt en het aanbrengen van structuur in de thuissituatie.
Instructies voor deelname
Onder aanwezigheid wordt mede verstaan, maar is niet beperkt tot: bezoek aan familie, vrienden, kerk of moskee, huisarts/ziekenhuis, boodschappen doen, deelnemen aan sociale activiteiten etc. Dit omvat ook vervoer, aangezien dit over het algemeen geplande reizen (ongevallen) zijn die door huisgenoten kunnen worden geregeld. Vervoer kan ook worden opgevat als een leidraad bij het gebruik van het openbaar vervoer. Over het algemeen wordt er meer verwacht van echtgenoten/partners dan van thuiswonende kinderen. Dit betekent dat van een in het huishouden inwonend volwassen kind mag worden verwacht dat het de klant incidenteel vervoer of hulp biedt bij het vervoer. Denk bijvoorbeeld aan een bezoek aan de dokter of vrienden/familie. Het is dan ook niet ongebruikelijk dat je hiervoor een vrije dag moet nemen.
hulp bij vervoer
Het verstrekken van een gebruikerskaart voor de deeltaxi kan worden beschouwd als reguliere ondersteuning als de klant begeleiding nodig heeft. Dit betekent dat het in een dergelijke situatie niet nodig is om individueel vervoer per taxi (rolstoel) te verzorgen. Een verplichte begeleider mag gratis meerijden in de deeltaxi. Ook als de klant in het bezit is van een geldige OV-begeleiderskaart, mag de begeleider gratis mee. Een maatschappelijk werker betaalt het verlaagde tarief, net als de cliënt. Ook als u een eigen auto heeft, kunt u de gebruikelijke hulp krijgen. Dit betekent dat het in een dergelijke situatie niet nodig is om enige vergoeding te geven voor de kosten van het gebruik van de auto.
Individuele vervoersbehoefte, zonder reguliere hulp.
Ook kan de cliënt een individuele behoefte aan plaatselijk vervoer hebben en daardoor niet op zijn huisgenoten kunnen rekenen voor volledige ondersteuning binnen de reguliere hulpverlening. In deze gevallen kan het passend zijn om de klant een transportfaciliteit of een vergoeding voor de kosten van het gebruik van zijn eigen auto te bieden.
3.6 Uitgestelde/niet-uitgestelde ondersteuning
Vanzelfsprekend hangt de beoordeling of er sprake kan zijn van reguliere ondersteuning ook af van het feit of het om uitgestelde of niet-uitgestelde ondersteuning gaat. Dit met het oog op de beschikbaarheid van de huisgenoot.
Beschikbaarheid van kamergenoten
Het is de huisgenoot niet toegestaan op vastgestelde tijden aanwezig te zijn bij werkzaamheden elders op verplichte basis. Denk bijvoorbeeld aan reguliere werkzaamheden.
Schoonmaak- en waswerkzaamheden
Bij schoonmaakwerkzaamheden gaat het meestal om uitgestelde taken. Dit betekent dat huishoudelijke werkzaamheden 's nachts of in het weekend kunnen worden gedaan. Indien deze taken echter niet kunnen worden uitgesteld en de huisgenoot niet beschikbaar is, kan hiervoor maatwerk worden geregeld.
meel voor BROOD
Er kan eenmaal per dag een broodmaaltijd worden bereid en geplaatst. De tweede broodmaaltijd wordt platgedrukt en in de koelkast geplaatst. Dit komt qua aard en frequentie overeen met de jurisprudentie van de Centrale Raad (bijvoorbeeld CRVB:2016:2960).
Instructies voor zelfzorg
Bij zelfzorgoriëntatie gaat het in de meeste gevallen om taken die niet kunnen worden uitgesteld.
3.7 Aanvullende assistentie
Gebruikelijke hulp kan (in wezen) worden overwonnen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie van langdurige ondersteuning nodig hebben in combinatie met het uitvoeren van huishoudelijke activiteiten en/of het geven van noodzakelijke begeleiding. Ook (gedeeltelijke) ouderlijke zorg voor kinderen kan boven normaal zijn. In vergelijking met gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel kan deze zorg worden overwonnen. Zie ook de reguliere opvoedrichtlijnen voor kinderen met deze beleidsregels. Hieruit blijkt ook dat het niet precies te bepalen is hoeveel hulp/zorg wordt gebruikt, het is een richtlijn. Het hangt af van de omstandigheden van het individuele geval.
3.8 Overbelasting of dreiging van overbelasting
Het moet altijd duidelijk zijn hoe (dreigende) overbelasting zich manifesteert en wat het precies inhoudt. Dit betekent dat de claim van (dreigende) overbelasting van de huisgenoot redelijk moet zijn en zo nodig nader moet worden onderbouwd. Indien dit het geval is, zal de Raad een (nader) onderzoek instellen. Bijvoorbeeld het inwinnen van medisch advies. De betreffende huisgenoot is verplicht hieraan mee te werken. Als de huisgenoot dit weigert, kan niet worden vastgesteld of er behoefte is aan een regeling op maat. Ook wordt geoordeeld dat het gebruik van het zogenaamde uitsluitingsrecht niet meewerkt aan het onderzoek.
Programmeerbaar bereik en planloos steun
Soms is duidelijk dat de huisgenoot overbelast is, andere keren niet. Niet alleen de mate van geplande ondersteuning, maar ook de mate van behoefte om altijd aanwezig te zijn om ongeplande ondersteuning te bieden, is van invloed op het vermogen van de persoon om reguliere hulp te verlenen. Met andere woorden: het uitvoeren van bepaalde taken op vooraf bepaalde tijdstippen is vaak minder belastend dan het telkens uitvoeren van dezelfde taken waarbij de aanwezigheid en alertheid van de persoon die verwacht wordt de gebruikelijke hulp te verlenen, vereist is. Denk bijvoorbeeld aan de beschikbare huisgenoot van wie wordt verwacht dat hij onvertraagde taken verricht in het kader van de reguliere hulpverlening.
Aard van de beperkingen
De huisgenoot kan psychische beperkingen hebben, maar geen aantoonbare fysieke beperkingen om huishoudelijke taken uit te voeren (bijv. CRVB:2018:3101). Bij psychische beperkingen kan het nodig zijn vast te stellen dat de cliënt de betreffende huisgenoot opdracht kan geven tot het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.
geen overbelasting
Uit medisch advies kan ook blijken dat de huisgenoot medisch geschikt is om doordeweeks en in eigen tempo huishoudelijke taken uit te voeren (bijv. CRVB:2018:2721).
Hoofdstuk 4 Diensten
4.1 Inleiding
Er zijn een aantal persoonsgebonden voorzieningen die worden beschouwd als diensten en kunnen worden verleend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Voorbeelden zijn:
- •
huishoudelijke ondersteuning;
- •
Begeleiden;
- •
belangrijke activiteiten gedurende de dag;
- •
beschermd leven.
Tijdens het onderzoek stelt de Raad vast of de cliënt afhankelijk is van persoonsgebonden voorziening. Met andere woorden: huidige oplossingen zijn niet beschikbaar of geschikt, of huidige oplossingen kunnen gecombineerd worden met een maatwerk installatie. Hiermee wordt bedoeld de conclusie waarin een te bereiken uitkomst (of meerdere uitkomsten) wordt gespecificeerd, waardoor een situatie ontstaat waarin de cliënt in een acceptabele mate in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie. Voor beschermd wonen is dit het vaststellen van een behoefte (behoefte) aan beschermd wonen.
4.2 De resultaten worden nader beschreven
De behaalde resultaten met de voorgestelde oplossingen, al dan niet aangevuld met het leveren van een installatie op maat, zijn als volgt:
- 1.
De operatie is onafhankelijk van de opdrachtgever.
- 2.
Het sociaal en maatschappelijk functioneren van de cliënt.
Hiermee wordt invulling gegeven aan zelfredzaamheid en participatie en de behoefte aan beschermd wonen.
4.3 Standalone werking
De onafhankelijke modus bevat een aantal aanvullende setresultaten.
- •
persoonlijke functie met bestelling
- •
Gezondheid en zelfzorg op orde
- •
Verhuizen en overstappen in volgorde
- •
leven met orde
- •
(rijd het) op zijn beurt naar huis
- •
beurtelings financiën/administratie
- •
fijne verslaving
- •
gerechtigheid met orde
Sub 4.3a. dagelijks leven met orde
Doel: Cliënten zijn in staat hun dagelijks leven zo goed mogelijk te managen.
Resultaat bedoeld ter bevordering van:
- een.
De cliënt is in staat zijn dagelijks leven te structureren en zijn dagelijkse bezigheden te managen.
- si.
De cliënt kan praktische vaardigheden toepassen.
Mogelijke subdoelen om het resultaat te bereiken (indien aanwezig):
- •
De klant kan zijn dag goed indelen.
- •
De cliënt heeft inzicht gekregen in wat hem belemmert om normaal te functioneren in het dagelijks leven en is klaar om hieraan te werken.
- •
De cliënt is trouw aan de behandeling en/of behandeling die nodig is om het resultaat te bereiken.
- •
De cliënt heeft geleerd zijn beperkingen te accepteren en ermee om te gaan.
- •
De cliënt heeft geleerd zijn eigen probleemoplossende vaardigheden te gebruiken en toe te passen in het dagelijks leven.
- •
De klant is eigenaar en onderhoudt de woning (zonder overlast te veroorzaken).
- •
De cliënt kan destructieve (verwerkings)gedachten en (verwerkings)gedragingen omzetten in constructieve (verwerkings)gedachten en (verwerkings)gedragingen om constructieve (herstel)doelen te bereiken.
- •
Familieleden hebben geleerd om te gaan met de beperkingen van de cliënt en weten hoe ze de cliënt het beste kunnen ondersteunen.
Kennisgeving 4.3b. financiën op hun beurt
Doel: Klanten kunnen hun financiën op orde houden.
Resultaat bedoeld ter bevordering van:
- een.
De Cliënt kan zijn inkomsten en uitgaven op orde houden en is daarmee financieel zelfredzaam.
(Video) NVVK Webinar Samen de regie, sneller vooruit - si.
Opdrachtgever is in staat zijn administratie op orde te houden.
Mogelijke subdoelen om het resultaat te bereiken (indien aanwezig):
- •
De baten en lasten van de opdrachtgever zijn in evenwicht. De kosten omvatten in ieder geval vaste lasten, huishoudelijke kosten, ziektekostenverzekering en reserveringskosten.
- •
Klantenbeheer is op orde.
- •
Tijdige factuurbetaling
- •
(indien aanwezig) de schuldenproblematiek is samen met de cliënt beheersbaar geworden (zo mogelijk in relatie tot inkomen, vermindering van de schuldenlast).
- •
(indien van toepassing) de cliënt is klaar om een schuldhulpverlenings- (/management)traject in te gaan en kent de voorwaarden ervan.
Kennisgeving 4.3c. beurtelings naar huis
Doel: klanten kunnen hun woning beheren.
Resultaat bedoeld ter bevordering van:
- een.
De klant kan zelfstandig een gestructureerde woning beheren.
Mogelijke subdoelen om het resultaat te bereiken (indien aanwezig):
- •
De klant kan het huis schoon en netjes houden.
- •
De klant heeft mogelijk toegang tot schoon beddengoed, schone kleding en andere noodzakelijke schone lakens.
Reclame 4.3d. zelfzorg op zijn beurt
Resultaat gericht op herstel:
- een.
Doel: De cliënt kan voor zichzelf zorgen.
Mogelijke subdoelen om het resultaat te bereiken (indien aanwezig):
- •
De cliënt draagt schone kleding.
- •
De klant ziet er verzorgd uit.
- •
De Klant houdt zich aan de afspraken met beroepsbeoefenaren (zoals huisarts, tandarts, medisch specialist).
- •
De klant zorgt zelf voor zijn maaltijden.
4.4 Sociaal en sociaal functioneren
Sociaal en sociaal functioneren omvat een aantal meer gedetailleerde uitkomsten.
- •
ordelijk sociaal functioneren
- •
dagindeling op orde
- •
vrije tijd op orde
Sub 4.4a. respectievelijk sociaal netwerk
Elke klant die dat wil, kan een sociaal netwerk opzetten, erop opereren en het sociale netwerk onderhouden.
Resultaat bedoeld ter bevordering van:
- een.
De klant kan een sociaal netwerk opzetten, erop opereren en het sociale netwerk onderhouden.
- si.
De cliënt kan sociale vaardigheden toepassen.
Mogelijke subdoelen om het resultaat te bereiken (indien aanwezig):
- •
De klant wil meedoen in de samenleving.
- •
De cliënt wil werken aan zijn sociale vaardigheden.
- •
De klant wil zijn sociaal netwerk opbouwen of uitbreiden.
Sub 4.4b. zinvolle dagelijkse routine
Doel: Cliënten kunnen hun leven en dagelijkse bezigheden zo goed mogelijk managen.
Resultaat gericht op herstel:
- een.
De cliënt kan zijn dag in wezen met ritme en regelmaat invullen.
- si.
De opdrachtgever is in staat om de vaardigheden van de werknemer uit te voeren en heeft betaald of onbetaald werk met of zonder ondersteuning.
Mogelijke subdoelen om het resultaat te bereiken (indien aanwezig):
- •
Het netwerk van de cliënt wordt uitgebreid met zinvolle dagelijkse activiteiten om gevoelens van eenzaamheid te doorbreken.
- •
er is structuur en veiligheid (om controleverlies en zelfredzaamheid te voorkomen).
- •
de cliënt wordt geactiveerd voor belangrijke activiteiten.
- •
de voorman is afgelost.
Hoofdstuk 5 Wonen en bewegen in en om het huis
5.1 Inleiding
Uitgangspunt is dat iedereen in Nederland voor een eigen woning moet zorgen. Een woning kan een koop- of een huurwoning zijn. Een woonwagen en een woonboot met vaste ligplaats of ligplaats worden ook als woning beschouwd, zie ook de definitie van wonen in de statuten. Woningen die ongeschikt zijn en bedoeld zijn om het hele jaar door bewoond te worden (zoals vrije vakantiewoningen, hotels en pensions) vallen niet onder het begrip 'eigen woning'. Ook zorginstellingen zijn geen woningen. Daarnaast moeten mensen de woning normaal kunnen gebruiken. Verwijst naar de domeinen waarin de cliënt is aangewezen voor basislevensfuncties (eten, koken, verzorgen en slapen). Ook kan het nodig zijn om hiervoor naar huis te kunnen reizen. In sommige gevallen kan het normale gebruik van de woning zich uitstrekken tot de berging, de toegang tot de tuin of het balkon van de woning. Afhankelijk van de woonfunctie en het werkelijk noodzakelijke gebruik ervan kunnen aangepaste voorzieningen worden getroffen voor de toegankelijkheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Daarnaast kunnen tijdens de beoordeling van de aanvraag beperkende voorwaarden of weigeringsgronden van toepassing zijn. De definitie van een woonvoorziening in de verordening is belangrijk omdat een traplift niet kan worden aangemerkt als een woningverbetering. Zo staat in de regeling dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om het primaat van de verhuizing toe te passen als de klant afhankelijk is van een woningaanpassing en/of een traplift. Huisvestingsbegeleiding bestaat erin de cliënt normaal gebruik te laten maken van de woning waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.
5.2 Hoofdverblijf
Een woningaanpassing of woninginrichting in de vorm van een traplift wordt alleen verstrekt voor de woning waarin de klant zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. De hoofdverblijfplaats is de woning, bestemd en geschikt voor duurzaam verblijf, waar de klant zijn woon- en verblijfplaats heeft en is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Het kan ook verwijzen naar het daadwerkelijke adres als de klant een postadres heeft.
5.2.1 Vrijstelling hoofdverblijf
Er is één uitzondering. Bij co-ouderschap waarbij de minderjarige geen normaal gebruik kan maken van de woningen. Bij gezamenlijk ouderschap delen de ouders de zorg voor het kind. In deze gevallen kan worden voorzien in woningaanpassing en/of een traplift voor twee huishoudens. Bij afzonderlijke subsidies wordt beoordeeld of één subsidie voldoende is. Alleen dan kan er in beide ouderlijk huis opvang worden gerealiseerd en niet in situaties waarin sprake is van een bezoekregime.
5.3 Beschikbaarheid, Toegankelijkheid en Bruikbaarheid
Inspelend op het normale gebruik van de woning kan deze worden voorzien van gepersonaliseerde apparatuur gericht op de toegankelijkheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Denk bijvoorbeeld aan het verbreden van een gang of een voordeur om een basale woonfunctie te kunnen vervullen en problemen bij normaal gebruik van de woning weg te nemen of te verminderen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met voorzieningen voor therapeutische doeleinden (bv. dialysekamers, therapeutische baden). Voor het gebruik van recreatieruimten en/of studieruimten worden in principe geen woonvoorzieningen voorzien, aangezien dit in de regel geen kamers met een basale woonfunctie zijn. Er wordt verwezen naar de definities van de woning en het normale gebruik van de woning in het statuut.
Gedeelde kamer
Omdat de klant thuis moet kunnen komen of het vervoer moet kunnen parkeren, kan de gemeente individuele voorzieningen in de gemeenschappelijke ruimte voorzien (zie hoofdstuk 5 van het Reglement).
5.4 Bijzondere criteria
De verordening stelt een aantal specifieke criteria vast voor het verlenen van hulp bij huisvesting. Situaties waarin wel of niet het recht bestaat om van woonplaats of wooninrichting te veranderen zijn opgenomen. De meeste van deze bepalingen omvatten het principe van de verantwoordelijkheid van de klant. Dit zijn situaties waarin:
- •
Er is geen dringende reden om te verhuizen.
- •
De opdrachtgever verhuist zonder toestemming naar de meest ontoereikende en beschikbare woonruimte.
- •
De cliënt woont in een woning die niet geschikt of bedoeld is om het hele jaar door te gebruiken.
- •
De toepassing is gerelateerd aan de aard van de materialen in de woning.
- •
Een woningaanpassing kan zonder noemenswaardige meerkosten worden meegenomen in de verbouwing of verbouwing.
- •
De klant die bijvoorbeeld in een speciaal wooncomplex voor ouderen woont.
5.5 Hulpmiddelen
Onder middelen worden roerende goederen verstaan die bedoeld zijn om beperkingen op autonomie of participatie te verminderen of op te heffen (artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet). Dat kan een stacaravan zijn, zoals een douchestoel, lift of traplift. Of de opdrachtgever voor hulp in aanmerking komt, hangt mede af van de bouwkundige staat van de woning en de geobjectiveerde beperkingen van de opdrachtgever in het normale gebruik van de woning. Het bestuur kan in een programma bepalen (laten) bepalen aan welke eisen een hulpmiddel moet voldoen.
5.5.1 Juridische afbakening van de steun
Sinds 1 januari 2013 valt het uitlenen van medische hulpmiddelen onder de reikwijdte van de Zvw (Stcrt. 2012, nr. 14946). Of een verzekerde in aanmerking komt voor specifieke geneeskundige hulp via de lening, hangt ervan af of hij er voor een beperkte of onzekere tijd van afhankelijk is (artikel 2.12 lid 2 Regeling zorgverzekering). Het gaat dan om rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen en toiletspoelmiddelen. Indien vooraf vaststaat dat de cliënt voor onbepaalde tijd van dergelijke hulp afhankelijk zal zijn, wordt deze verleend op basis van WMO 2015. In de praktijk kan overigens nog steeds gebruik worden gemaakt van de periode van zes maanden (2 x lening 3 maanden) zoals dat gold tot 1 januari 2013. Als het gebruik van medische hulp eenmaal is betaald, kunt u recht hebben op een persoonsgebonden uitkering. Als de klant gebruik kan maken van de gratis lening, is het over het algemeen zijn verantwoordelijkheid om dit te doen.
5.5.2 Eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen
De reden voor het schrappen van de rollator en andere eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen uit het basispakket van de zorgverzekering is dat verzekerden ook een verantwoordelijkheid hebben en geacht worden in staat te zijn voor zichzelf te zorgen, waarvan de kosten beheersbaar zijn en deel uitmaken van het dagelijks LEVEN. . Voorbeelden van eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen zijn krukken, drie- of vierpotige loophulpmiddelen, rollators en rollators. Daarom is de school niet verplicht om dit te ondersteunen. Volgens de toelichting op artikel 15 PW (Participerenwet) zijn de eenvoudige mobiliteitsmiddelen door de AWBZ afgeschaft, omdat deze voorzieningen, gezien hun lage kosten en duurzaamheid, voor eigen rekening worden gedaan. Hoewel er redenen kunnen zijn voor de behoefte aan ondersteuning - gezien de problematiek in sommige gevallen - zijn eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen door de wetgever bewust uit deze wetgeving geschrapt. Het is dus niet de verantwoordelijkheid van de gemeente om deze voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning aan te bieden.
5.6 Woningaanpassing
Woningaanpassing is een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een bewoonbare ruimte (artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet). Denk bijvoorbeeld aan: het aanpassen of vervangen van de badkamer, keuken of sanitair. Woningaanpassingen zijn mogelijk, tenzij deze kosten zonder meerprijs kunnen worden meegenomen in de bouw of verbouwing. Alleen met toestemming van het gemeentehuis kunnen de renovatiewerkzaamheden van het huis beginnen. Het is duidelijk dat de aanpassing van het huis wordt uitgevoerd binnen het programma van behoeften. Dit declaratieschema is gebaseerd op de goedkoopste in aanmerking komende bijdrage. Als het werk is voltooid, verifieert het college van burgemeester en wethouders het op basis van de documenten en plannen met betrekking tot de verbouwing van de woning.
5.7 Primair in beweging
De verordening bepaalt het uitgangspunt van het primaat van de verhuizing. Dit is een nadere uitwerking van het algemene uitgangspunt dat niet meer dan de goedkoopste passende bijdrage mag worden verstrekt. Dit betekent dat als herplaatsing ook een passende oplossing is en kosteneffectiever is dan het bieden van één of meer aangepaste voorzieningen, de Raad de aanvraag tot voorrang kan beoordelen. Dit is het geval bij een aanvraag tot woningaanpassing en/of een traplift waarbij de kosten hoger zijn dan het bedrag dat is opgenomen in de aanvullende regels voor maatschappelijke ondersteuning Breda 2021. Het kan ook voorkomen dat de verhuizing goedkoper is omdat u een andere beschikbare goedkopere woning.
evaluatiekader
De vraag of de Raad het primaat van de verhuizing toepast, hangt af van de belangenafweging. Op grond hiervan kunnen er dwingende redenen zijn om een uitzondering te maken op het overwicht van verhuizing. Voorbeelden waarbij de Raad van Bestuur belangen afweegt zijn:
- •
Medisch onderzoek wijst op een contra-indicatie voor beweging. Bijvoorbeeld als een cliënt naar verwachting niet binnen een redelijke termijn zal wennen aan of wennen aan de nieuwe woning of leefomgeving. Dit moet worden aangetoond door een medisch advies.
- •
De bereikbaarheid van de voorzieningen voor de klant ten opzichte van de huidige woning. Denk aan: apotheek, dokter, bibliotheek, supermarkt etc.
- •
Uit onderzoek blijkt dat de medische toestand van de cliënt geen tijd heeft om te zoeken/wachten op geschikte woonruimte. In het medisch advies moet bijvoorbeeld worden aangegeven wat een medisch aanvaardbare termijn is waarbinnen de cliënt moet beschikken over aangepaste/adequate huisvesting. De opdrachtgever kan kiezen voor een urgentieverklaring van sociale huisvesting. Als de klant een zeer hoog inkomen heeft, moet hij zich oriënteren op het gebied van gratis huren.
- •
De aanwezigheid van mantelzorg in de directe omgeving van de huidige woning maakt het voor de cliënt onaanvaardbaar om te verhuizen. Hiervan is sprake als mantelzorg met enige intensiteit wordt verleend en substantieel bijdraagt aan het in stand houden van de zelfredzaamheid van de cliënt om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. Dit geldt ook als de mantelzorger zorg op grond van de Zvw of ondersteuning in de vorm van maatwerk overbodig maakt en duidelijk is dat de bestaande omvang en intensiteit van mantelzorg in een eventuele nieuwe woning niet meer kan worden geboden.
- •
Verhuizing leidt tot inkomstenderving doordat bedrijfsactiviteiten niet meer kunnen worden uitgevoerd of de verhuizing van de onderneming brengt ongerechtvaardigde kosten met zich mee. Deze kosten mogen voor de betreffende ondernemer aftrekbaar zijn in de aangifte inkomstenbelasting. Dit kan gevolgen hebben voor de cliënt zelf of zijn partner.
- •
Er is een aanzienlijke stijging van de woonlasten verbonden aan de woning die u moet betrekken (zie hieronder).
Gevolgen van woonlasten thuis
Een nieuwe huurwoning kan leiden tot een (flinke) huurverhoging. De huidige huurprijs wordt vergeleken met de huurprijs van de beschikbare woning, rekening houdend met het cessierecht en eventuele verhoging of verlaging van de leefbaarheid van de woning. De Raad beoordeelt telkens of een verhoging van de huurkosten redelijkerwijs aanvaardbaar is voor de aanvrager en zijn eventuele echtgenoot. Het is niet zo dat de zeer lage woonlasten automatisch de toepassing van de suprematie van verhuizen in de weg staan. Iedereen wordt immers geacht de geldende kale huur uit eigen inkomen te (kunnen) betalen. Bij de toewijzing van sociale huurwoningen wordt gelet op de verhouding tussen het inkomen en de te verhuren woning op grond van de Wet overdracht van huurwoningen (Wht). Als de opdrachtgever gezien het (gezamenlijke) inkomen aangewezen is op een particuliere huurwoning, beoordeelt de gemeente ook wat de gevolgen zijn voor de woonlasten.
Gevolgen van woonlasten bij de overdracht van de eigen woning
Het kan ook een huurwoning zijn. Veel van dezelfde principes zijn hierop van toepassing. De stijging van de woonlasten in verband met het eigenwoningbezit hoeft dan ook geen belemmering te vormen voor toepassing van het verhuisoverwicht. Voorkoop van de verhuizing is echter niet toegestaan als de klant en/of mede-eigenaar van de woning, bijvoorbeeld zijn partner, na de verkoop van de woning een aanzienlijke schuld heeft. Of dit het geval is, wordt individueel beoordeeld.
Netto woonlasten
Om de gevolgen voor de woonlasten voor eigenaren te berekenen, wordt de netto woonlast van deze koopwoning als volgt berekend:
- •
Rente gerelateerd aan de woning (netto hypotheeklasten);
- •
Commerciële kosten met betrekking tot het onroerend goed,
(Video) Transitie jeugdzorg Vera Bergkamp - •
Bouw verzekering.
Verhuis- en meubelkosten
De klant bij wie verhuizing prevaleert kan recht hebben op vergoeding van verhuiskosten. De regels hiervoor staan in het reglement en de hoogte van de toeslag staat in de aanvullende regels.
5.8 Beweging in en om het huis
Om zich in en uit het huis te verplaatsen, kan een rolstoel worden verstrekt voor dagelijks zittend gebruik. Als u een rolstoel ter beschikking stelt, heeft u te maken met cliënten die niet of onvoldoende kunnen lopen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin iemand niet in staat is zelfstandig korte afstanden te lopen, al dan niet met een loophulpmiddel. Hoewel een rolstoel strikt genomen geen vervoermiddel is, kan hij wel gezien worden in de context van deelname aan maatschappelijk verkeer. De cliënt mag immers ook gebruik (kunnen) maken van een (elektrische) rolstoel voor plaatselijk verkeer in de directe woon- en zorgomgeving.
Af en toe rolstoelgebruik
Incidenteel gebruik van een rolstoel is niet nodig voor dagelijks zitten. Het wordt over het algemeen gebruikt wanneer de cliënt naar een andere plaats moet verhuizen (wat zonder rolstoel niet mogelijk is), zoals tijdens een reis of ziekenhuisbezoek. Voor dit type rolstoel kan gebruik worden gemaakt van speciaal daarvoor aangewezen leenloodsen op basis van de Zvw of op de bestemming beschikbare rolstoelen, zoals pretparken, dierentuinen, centrumwinkels, ziekenhuizen en dergelijke. Een rolstoel voor incidenteel gebruik wordt alleen verstrekt als de voorzieningen in bruikleen of op de bestemming niet toereikend zijn.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Participatie
6.1 Inleiding
Deelname aan maatschappelijk verkeer (participatie) impliceert het ter beschikking stellen van vervoermiddelen, die deel uitmaken van het totale vervoer van de doelgroep voor mensen die ondersteuning nodig hebben bij hun mobiliteit. Dat wil zeggen: ze kunnen niet met het reguliere openbaar vervoer reizen of gebruik maken van een gedeeld vervoermiddel. Voor de doelgroep WMO 2015 is de ondersteuning gericht op het mogelijk maken van deelname aan het maatschappelijk leven. Dit betekent dat de klant lokaal kan reizen met het nodige vervoermiddel. De verordening definieert wat lokale verhuizing betekent. De regeling hanteert ook een algemeen uitgangspunt qua omvang (aantal kilometers per jaar). Dit is in principe voldoende om in een acceptabele mate te kunnen participeren. Tijdens het onderzoek zal de klant redelijkerwijs moeten aantonen dat hij, gezien de noodzakelijke lokale transportbehoefte, van meer kilometers afhankelijk is.
6.2 Algemene principes
Bij de beoordeling van het recht op een vervoermiddel wordt gekeken of een algemeen gangbaar vervoermiddel, zoals een fiets met hulpmotor of een bromfiets, voor de klant een geschikt vervoermiddel is.
6.2.1 Toegang tot en gebruik van regulier openbaar vervoer
Bij de beoordeling van het recht op een vervoersvoorziening wordt ook gekeken of regulier openbaar vervoer te voet, met de fiets of met de bus te bereiken en te gebruiken is.
6.2.2 Transporte de pacientes Zvw
Volgens de Zvw is er een recht op overplaatsing van patiënten als de klant in de doelgroep valt. Dit is een verzekerde die: dialyse of oncologische behandelingen met chemotherapie of radiotherapie moet ondergaan, zich alleen in een rolstoel kan voortbewegen of zodanig beperkt kan zien dat hij zich niet alleen kan voortbewegen. Verder kan een verzekerde met succes een beroep doen op de hardheidsclausule indien hij niet tot de genoemde doelgroepen behoort. Ook ambulancevervoer valt onder de Zvw.
medisch vervoer
Onderdeel van de vervoersbehoefte kan een ziekenhuisbezoek of ander 'medisch vervoer' zijn. Dat de klant met de deeltaxi - in geval van een medische noodsituatie - het ziekenhuis niet of niet tijdig kan bereiken, is geen reden om de voorrang niet toe te passen. Reizen in verband met medische calamiteiten vallen niet onder lokale reizen in de zin van WMO 2015. Aangezien er geen aanspraak bestaat op ziekenvervoer op grond van de Zvw, valt normaal "medisch" vervoer onder WMO 2015. Bijvoorbeeld een bezoek aan de algemene arts, fysiotherapeut of specialist.
6.3 Toetsingskader
Het onderzoek
Op basis van de hulpvraag van de klant geldt de volgende procedure. Tijdens het onderzoek wordt geïnventariseerd welke problemen de cliënt heeft om mee te doen aan de samenleving (participatie). Op basis van deze inventarisatie wordt beoordeeld of ondersteuning nodig is en zo ja welke. Bij de evaluatie worden uiteraard ook de bestaande vervoersvoorzieningen meegenomen. Met andere woorden, als de klant zich (weer) meldt met een hulpvraag voor een nieuwe vervoersvoorziening, zal de Raad beoordelen of met de bestaande vervoersvoorzieningen in de vervoersbehoefte kan worden voorzien. Als dit het geval is, hoeft u niet voor een ander vervoermiddel te zorgen (CRVB:2020:2664).
Grenzen
Het spreekt voor zich dat om voor een gepersonaliseerde voorziening in aanmerking te komen, het (ook) een vereiste is dat de klant ter plaatse te maken heeft met objectieve reisbeperkingen.
Overdrachtsvereiste
De aangeboden transportfaciliteit is afhankelijk van de lokale transportvereisten. Dit wordt tijdens het onderzoek geregistreerd. De lokale transportbehoeften van de klant kunnen betrekking hebben op de mogelijkheid om lokaal te reizen (korte en middellange afstanden, specifiek en niet-bestemming) naar:
- •
mensen ontmoeten,
- •
in contact blijven,
- •
gaan winkelen en
- •
deelnemen aan sociale activiteiten.
Op basis van de aard en omvang van de transportbehoefte wordt bepaald welke maatwerkvoorziening als meest economische bijdrage kan worden beschouwd. Vanzelfsprekend wordt pas maatwerk geleverd als de huidige oplossingen niet geschikt zijn.
6.4 Combinatie van Primate Cars
Gebruik en geschiktheid
In de regeling staat dat de voorrang toekomt aan de deeltaxi. Of het gebruik ervan in het individuele geval als een voldoende bijdrage kan worden beschouwd, hangt allereerst af van het feit of de klant gebruik kan maken van de Shared Taxi. Ook kan het zijn dat de Raad moet beoordelen of de klant medisch in staat is om gebruik te maken van de Shared Taxi. Het hangt dan af van de behoefte aan lokaal vervoer (natuur) en de reisfrequentie. Voor de deeltaxi gaat het in ieder geval om specifieke bestemmingen, meestal voor langere afstanden. Het zijn bestemmingen waarover afspraken kunnen worden gemaakt, ze kunnen worden gepland. Een afspraak kan betrekking hebben op de bestemming zelf, bijvoorbeeld een ziekenhuisbezoek, maar ook op de vervoerder. Deeltaxi kan daarom ook voor korte afstanden een passende bijdrage zijn. Het bestaan van wachttijd bij het gebruik van de Shared Taxi is niet dermate belastend dat het niet meer als een passende tegemoetkoming kan worden aangemerkt. Dit is in overeenstemming met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
Omvang van de vervoersbehoefte Gedeelde taxi
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om de omvang van de vervoersbehoefte aan te passen aan het aantal kilometers van een gebruikersabonnement voor de deeltaxi. Daar kunnen ook redenen voor zijn, bijvoorbeeld als een andere vervoersvoorziening al gedeeltelijk aan de vervoersbehoefte voldoet.
Niet samen kunnen reizen
Bij gebruik van de gedeelde taxi (Primate) kan het gezin mogelijk niet samen reizen. Op zich is het begrijpelijk dat er zo'n verlangen is en dat het voor een gezin prettiger en makkelijker zou zijn om samen te reizen. Uit de jurisprudentie van het Centraal College van Beroep blijkt echter dat het niet samen kunnen reizen niet betekent dat de Gedeelde Taxi niet kan worden aangemerkt als een voldoende tegemoetkoming. Het gebruik hiervan betekent niet dat het onmogelijk is om een gemeenschappelijke bestemming te bereiken
twee vervoermiddelen
Indien de klant transport over korte en middellange afstand nodig heeft voor specifieke en niet-specifieke lokale transportbehoefte, kunnen twee transportmiddelen worden aangegeven. Denk aan de scootmobiel en deeltaxi gebruikerspas.
6,5 vespa's
Een scootmobiel is een elektrisch voertuig met open dak dat is ontworpen voor gebruikers met een matige tot slechte loopfunctie. De scooter is geschikt voor zowel gerichte als ongerichte lokale verplaatsingen.
Een scooter wordt alleen verstrekt als:
- •
geen oplossingen beschikbaar
- •
de gedeelde taxi alleen kan de vervoersbehoefte niet dekken,
- •
de cliënt heeft een beperkte loopafstand,
- •
de cliënt heeft een bepaalde functie van staan en lopen, mede gezien de mogelijkheid tot het maken van transfers,
- •
de klant kan het voertuig veilig bedienen en besturen (rijvaardigheidstest).
- •
er is de mogelijkheid om de scooter te parkeren en op te laden.
stagnatie
Vervoersvoorzieningen zoals een scootmobiel dienen deugdelijk te worden geparkeerd. Er wordt onderzocht of de klant mogelijkheden heeft om er zelf voor te zorgen, b.v. herinrichten of schoonmaken van de geplande ruimte (garage). Dit is uw verantwoordelijkheid. Als de woning van de klant (inclusief de schuur) geen scootmobielparkeerplaats heeft, is het de verantwoordelijkheid van het bestuur om dit te ondersteunen. Er worden eisen gesteld aan de parkeerplaats, zoals: (afgesloten) ruimte met dak inclusief oplaadpunt.
6.6 Fietsvoorzieningen
Speciale fietsen kunnen in aanmerking komen voor verstrekking. Denk bijvoorbeeld aan trikes of handbikes. Driewielers worden vooral gebruikt door de klant met evenwichtsbeperkingen. Deze beperking maakt het gevaarlijk om een normale fiets te gebruiken, met of zonder hulpmotor. Ook andere groepen klanten met een beperking kunnen baat hebben bij een driewielfiets, bijvoorbeeld vanwege mobiliteitsproblemen. Om aanspraak te kunnen maken op zo'n maatwerkinstallatie gelden dezelfde voorwaarden als voor een scootmobiel. Daarnaast wordt een standaard kinderdriewieler voor kinderen tot vier jaar in het algemeen als standaard beschouwd en komt daarom niet in aanmerking voor een uitkering.
6.7 Parkeerplaats
Auto-aanpassingen zijn bedoeld om lokaal reizen mogelijk te maken voor klanten die daarvoor aangewezen zijn op hun eigen auto. In de praktijk zal de klant echter niet snel moeten vertrouwen op een auto-maatwerk. Volgens het reglement gaan de voorverkiezingen naar de gedeelde taxi. Mocht uit het onderzoek echter blijken dat de klant geen gebruik kan maken van deze gepersonaliseerde voorzieningen, dan kan auto-aanpassing aangewezen zijn. Hiervoor worden een aantal principes gehanteerd.
Principes voor het beoordelen van auto-adaptatie
- •
Is het nodig om de eigen auto te gebruiken voor lokale excursies en is Shared Taxi niet voldoende?
- •
Is het aanpassen van een auto de goedkoopste in aanmerking komende bijdrage?
- •
Hoe oud is de auto en wat is de technische staat?
- •
Is de klant eigenaar van en rijdt hij in de auto? Onder autobezitter kan ook worden verstaan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind voor wie de autoaanpassing is bedoeld.
- •
Heeft u een auto van zeven jaar of ouder en heeft u 45.000 mijl of meer gereden? Dan is een aanpassing meestal niet meer verantwoord. Een technische keuring van de auto door een onafhankelijke instantie (bijv. ANWB) is nodig om te beoordelen of tuning nog verantwoord is gezien de technische staat en verwachte levensduur van de auto. Met een (flinke) afstelling moet de auto nog zeker zeven jaar veilig kunnen rijden. Er wordt ook rekening gehouden met de geldigheidsduur van het rijbewijs.
6.8 Financiële voordelen
Het Centraal College van Beroep heeft besloten dat onder een douanebepaling ook een douaneeconomische bepaling kan worden verstaan. In de praktijk gaat het om gevallen waarin het college van burgemeester en wethouders geen volledig maatwerk in natura (moet) of kan leveren omdat dit in de praktijk niet mogelijk is. In het kader van lokaal vervoer is dit een financiële tegemoetkoming in de gebruikskosten:
- •
een (eigen) auto,
- •
individueel vervoer per taxi (rolstoel).
personalisatie
Het bedrag van de financiële subsidies wordt aangepast aan de behoeften van het plaatselijk vervoer. Bij financiële compensatie voor lokaal vervoer gaat het ook om aanpassing. Daarom houdt het college ook rekening met de totale of gedeeltelijk overlappende transportbehoeften van de klant en zijn potentiële partner. Daarnaast wordt uiteraard rekening gehouden met geboden vervoermiddelen zoals scootmobielen en/of andere beschikbare vervoermiddelen. De klant kan ook een beroep doen op een derde partij om ze lokaal met de auto te vervoeren.
Bedrag van financiële subsidies
De hoogte van de verschillende vergoedingen wordt bepaald in het uitvoeringsreglement.
6.9 Rolstoel
Allereerst is een rolstoel geen vervoermiddel. Dit betekent niet dat een rolstoel niet kan voldoen aan de lokale vervoersbehoeften van de klant. Denk hierbij specifiek aan een elektrische rolstoel in de directe omgeving van de woning. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de mogelijkheid.
Hoofdstuk 7 Persoonlijk Budget
7.1 Inleiding
Een persoonsgebonden budget (pgb) is een bedrag waarmee de budgethouder de aangegeven persoonsgebonden uitkering kan aanschaffen als aan de voorwaarden wordt voldaan. In het reglement staat hoe de hoogte van het PGB wordt bepaald voor de verschillende typen individuele voorzieningen. Daarnaast dient de klant voor diensten een budgetplan in te dienen. Tijdens het onderzoek na melding van de steunaanvraag informeert de gemeente de cliënt over de mogelijkheden om voor een PGB te kiezen en de gevolgen van een dergelijke keuze. Een financiële tegemoetkoming voor bijvoorbeeld verhuis- en meubelkosten is geen persoonsgebonden budget.
7.2 Noodgevallen: geen persoonlijk budget
Het PGB is niet mogelijk als het college van burgemeester en wethouders vóór de melding van de hulpvraag (tijdelijke) opvang verleent in de noodmaatregel, bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet. klant is afhankelijk van een persoonlijke service niet heeft plaatsgevonden.
7.3 Beoordeel de voorwaarden voor het recht op een persoonsgebonden budget
Indien blijkt dat de klant afhankelijk is van maatwerk (in natura), kan de klant verzoeken om maatwerk in de vorm van een persoonlijk aanbod. Een dergelijk verzoek wordt beschouwd als een verzoek. Dit betekent dat het bestuur een besluit moet nemen over de aanvraag van de opdrachtgever. In deze beleidsregels staan verschillende criteria die de Raad hanteert bij zijn beoordeling. Dit is niet bedoeld als een uitputtende beschrijving, er kunnen andere criteria van toepassing zijn. De wet bepaalt een reeks voorwaarden die de raad van bestuur moet evalueren om het recht op het persoonlijk budget te bepalen (artikel 2.3.6, tweede en derde lid, van de wet). Deze voorwaarden zijn cumulatief. Dit betekent dat aan alle voorwaarden moet worden voldaan om voor PGB in aanmerking te komen. Het gaat over:
- 1.
PCB-domein.
- 2.
Vereiste motivatie verlangen pgb.
- 3.
Kwaliteit.
- 4.
Uitgaven geschikt voor het doel.
Competitie 7.4 Pgb
Budgethouder moet PGB-vaardig zijn. Dit betekent dat de budgethouder, al dan niet met behulp van zijn vertegenwoordiger, in staat moet zijn om de taken (taken) die betrekking hebben op het persoonlijk budget uit te voeren.
7.4.1 Vertegenwoordiger
Als de budgethouder niet verantwoordelijk is voor het PGB, kan een vertegenwoordiger het overnemen. Dit kan een door de eigenaar van de begroting gemachtigde persoon zijn of een door de rechtbank aangewezen wettelijke vertegenwoordiger (bewindvoerder, bewindvoerder of voogd). De makelaar kan alleen in het belang van de cliënt handelen en dus niet ook zijn eigen belang dienen. Een vertegenwoordiger zorgt er feitelijk voor dat (namens) de budgethouder de verplichtingen uit hoofde van het PGB ook daadwerkelijk worden nagekomen. Het biedt de budgeteigenaar gegarandeerde hulp. Dit is van belang omdat de gevolgen van het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen in beginsel voor rekening en risico zijn van de budgetverantwoordelijke. Denk aan het weigeren van een pgb, het ontnemen van een pgb of het terugvorderen van een onterecht of te veel betaald pgb.
7.4.2 Algemene beoordeling van de persoonlijke financiële draagkracht
Het bestuur moet daarom beoordelen of de cliënt of diens vertegenwoordiger bevoegd is voor het PGB. Dit moet in ieder geval blijken uit:
- 1.
Een goed beeld kunnen hebben van iemands situatie. De klant of zijn vertegenwoordiger weet welke ondersteuning ze nodig hebben. De klant moet het zelf kunnen zeggen.
- 2.
Kijk welke regels bij een persoonsgebonden budget horen. De klant kent de regels of weet ze te vinden en kan ze ook begrijpen. Het helpt als de klant digitaal vaardig is.
- 3.
Duidelijk beheer van het PGB kunnen voeren. De klant weet bijvoorbeeld ook hoeveel van het persoonlijk budget al is uitgegeven. Een duidelijk persoonlijk budgetbeheer is niet alleen nuttig voor de cliënt zelf, maar beheer kan ook nodig zijn als de Raad van Bestuur erom vraagt.
- 4.
Neem contact op met de gemeente, Svb en ondersteunend personeel. De klant moet zelfstandig en veilig kunnen communiceren met andere partijen. Bijvoorbeeld het tijdig reageren op de brieven van de gemeente of Svb. Of bel naar ondersteunend personeel. En als er iets verandert, moet de klant dat zelf aangeven.
- 5.
Handel onafhankelijk en kies je eigen achterban. De klant selecteert zelf ondersteunend personeel en maakt afspraken over de ondersteuning die hij gaat geven. En over je uurtarief en uren.
- 6.
Maak zelf afspraken, bewaak die afspraken en houd je eraan. De klant dient tussendoor te controleren of alles naar wens verloopt. Bijvoorbeeld als de assistent meerdere uren werkt (volgens afspraak). In plaats daarvan moet de klant kunnen aantonen dat de ondersteuning waarvoor het PGB bedoeld is, is afgenomen.
- 7.
Beoordeel of pgb-ondersteuning mogelijk is. En of de kwaliteit van de ondersteuning in orde is. Als de klant de ondersteuning niet prettig vindt, kunt u uitleggen waarom. Als de ondersteuning niet verloopt zoals afgesproken, moet de klant kunnen ingrijpen. Bijvoorbeeld door de helpdesk te bellen. En leg uit wat er mis is.
- 8.
Regel uw ondersteuning met 1 of meerdere ondersteuners. En regel het zo dat er altijd ondersteuning beschikbaar is, ook als de (vaste) ondersteuner ziek is of op vakantie is. De klant moet het ondersteunend personeel kunnen kiezen dat bij zijn situatie past. Het is de verantwoordelijkheid van de klant om ervoor te zorgen dat hij zijn werk correct doet. Als de ondersteuningsmedewerker ziek is, moet de klant zelf voor vervanging kunnen zorgen.
- 9.
Zorg ervoor dat de ondersteunende medewerkers van de budgethouder weten wat ze moeten doen. De klant durft het gesprek aan als de ondersteuners hun werk niet goed doen. De klant betaalt de cateraar en is zijn werkgever of klant. De klant moet hem precies kunnen vertellen wat hij moet doen.
- 10
Zoek uit wat de budgethouder moet doen als werkgever of opdrachtgever van een assistent. Het is geen probleem als de opdrachtgever sommige regels niet kent over hoe een werkgever of opdrachtgever hoort te zijn. Bijvoorbeeld wanneer een hulpverlener wordt ontslagen. Maar de klant moet de informatie hiervoor zelf kunnen vinden. Bijvoorbeeld met bureaus die hierover adviseren.
Het bestuur kan dit verder beoordelen aan de hand van de Checklist Budget Vaardigheden.
Dudapgbvaardigheid
Het is mogelijk dat de Raad twijfels heeft over de eigen fiscale verantwoordelijkheid, mede gezien de eerder genoemde algemene waarderingskaders. Dit betekent dat de Budgethouder of diens vertegenwoordiger een probleem (kunnen) hebben met het uitvoeren van de taken die horen bij een PGB en daarom geen PGB toegewezen krijgt. Het bestuur kan de weigering mogelijk niet uitsluitend baseren op het algemene toetsingskader. Er kunnen ook andere omstandigheden zijn die kunnen leiden tot weigering van het persoonlijk budget. Overweeg bijvoorbeeld:
- •
schulden probleem,
- •
gokken of drugsverslaving,
- •
sterk worden beïnvloed
Pgb- capaciteit in overdekte behuizing (speciaal)
De budgethouder of diens vertegenwoordiger moet een woning of professional kunnen kiezen die qua toezicht voldoet aan de behoefte aan een beschermd woonmilieu. De daartoe gemachtigde derde dient in staat te zijn dit toezicht (tijdig) te geven. Bij budgetten met indicatie van begeleid wonen kan het - gezien het probleem - vanzelfsprekend zijn dat het budget een (wettelijk) vertegenwoordiger heeft.
Pgbaanpassingsvermogen thuis
In tegenstelling tot diensten lopen persoonsgebonden budgetten voor woningaanpassingen niet via Svb. Deze worden door de Raad van Bestuur aan de derde betaald. Bij (sociale) huurwoningen zal dit in de praktijk de eigenaar zelf zijn. Bij woningaanpassingen gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
- •
een aannemer kunnen kiezen,
- •
conform het programma van eisen en overige eisen een opdracht kunnen delegeren aan een opdrachtnemer;
- •
overeenkomsten kunnen sluiten voor het onderhoud en herstel van de aanpassing van de woning,
- •
in staat zijn om de implementatie te beheren, rekening houdend met de timing van de vereisten,
- •
zodat u de oplevering kunt sturen volgens het programma van eisen.
Pgbhandig met een tool
Net als bij woonhervormingen lopen persoonsgebonden budgetten niet via de Svb. Deze worden door de Raad van Bestuur aan de derde betaald. Voor de steun gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
- •
een leverancier kunnen kiezen,
- •
is in staat overeenkomsten te sluiten voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen zoals een traplift,
- •
een hulpmiddel kunnen kiezen om het beoogde resultaat volgens het programma van eisen te bereiken.
7.4.3 Belangenverstrengeling
Het kan zijn dat de budgethouder zelf niet bekwaam is in het PGB en geen hulp krijgt van een vertegenwoordiger, maar van anderen. In dat geval beoordeelt de raad van bestuur of:
- 1.
PGB-gerelateerde taken kunnen verantwoord worden uitgevoerd. of
- 2.
Beheertaken kunnen met voldoende afstand en kritikaliteit worden uitgevoerd.
Als het een derde of verbonden persoon is voor wie het persoonlijk budget bestemd is, kan dit niet van toepassing zijn (CRvB:2019:3761, CRVB:2019:2803). Een aan die derde verbonden persoon is bijvoorbeeld een werknemer in dienst van die derde.
Het sociale netwerk van het individu is het derde.
De Raad van Bestuur beoordeelt of de persoon in het sociale netwerk primair het belang van de klant dient. Dit moet in ieder geval blijken uit de motivatie van de budgethouder om ervoor te kiezen de betreffende persoon uit het sociale netwerk in dienst te nemen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin deze persoon het meest geschikt lijkt om ondersteuning te bieden. Deze persoon mag in geen geval druk uitoefenen op de klant in het besluitvormingsproces. Dat wil zeggen, de budgethouder mag zich niet door deze persoon laten beïnvloeden. Dit betekent dat een persoonsgebonden budget alleen in zeer zeldzame gevallen wordt verstrekt als de persoon in het sociale netwerk optreedt als gevolmachtigde en tevens de derde is aan wie het persoonlijk budget wordt besteed.
7.5 Eisen PGB
De klant moet een PGB aanvragen en aangeven waarom dit passende ondersteuning is. Voor incentives gelden geen bijzondere voorwaarden. De opdrachtgever moet aangeven waarom PGB de juiste oplossing is voor zijn situatie. Dit zal ook terugkomen in de ontwerpbegroting.
7.6 Kwaliteit
Het aanbod zoals dat met PGB is overeengekomen, moet veilig, effectief, doelmatig en klantgericht zijn. Deze eisen gelden voor voorzieningen in natura (artikel 3.1, eerste lid, van de wet). In de regeling staat dat de eisen aan het contractueel aanbod ook gelden als de ondersteuning van de dienstverlening wordt ingekocht met een persoonsgebonden budget. Niet alle vereisten zijn echter van toepassing op de derde partij. Eisen die specifiek van toepassing zijn op het contractaanbod zijn uitgesloten. Er zijn ook geen opleidingseisen voor mensen op het sociale netwerk.
inleidend document
Waar passend doet het College ook onderzoek bij aanbieders (professionals) aan de hand van het introductiedocument en assessment.
7.6.1 Beveiliging
Een installatie op maat gekocht bij PGB moet natuurlijk wel veilig zijn. Veiligheid is een belangrijk onderdeel van kwaliteit. Voor diensten kan dit gekoppeld zijn aan het opleidingsniveau van de professionele assistent. Als het om hulp gaat, kan veiligheid worden gerelateerd aan de vrijheid om te besteden. Als een natura-traplift door de gemeente niet als een veilige maatwerkinstallatie wordt beschouwd, kan de budgethouder geen traplift aanschaffen met een persoonsgebonden budget.
7.6.2 Contant geld
Effectief betekent "waarmee het doel/resultaat wordt bereikt". Het persoonsgebonden budget moet worden gebruikt om ondersteuning in te kopen die effectief en efficiënt moet zijn om dit doel/resultaat te bereiken. Ook tijdens de budgetperiode of bij een verzoek tot verlenging van de indicatie zal het bestuur dit onderzoeken. In dit kader kan de vraag rijzen of een persoon in het sociale netwerk de klant iets kan leren, waarna hij niet meer afhankelijk is van een aangepaste lay-out. Dit met het oog op de directe sociale relatie tussen hen. Leeractiviteiten hebben mogelijk meer kans van slagen als de ondersteuning wordt gegeven door een professionele ondersteuner die niet in direct contact staat met de klant. Dit met het oog op de professionele afstand. In dat geval kan tijdelijk (6 maanden) gebruik worden gemaakt van een persoonsgebonden verstrekking en wordt tijdens de beoordeling beoordeeld of de cliënt nog afhankelijk is van een persoonsgebonden uitkering en of deze kan worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het college kan de budgethouder ook in de gelegenheid stellen een overeenkomst te sluiten met een andere geschikte derde.
7.6.3 Contant geld
Onder effectief wordt verstaan het zo goed mogelijk bereiken van wat met het PGB wordt beoogd. Zie ook contant.
7.6.4 Klantgerichtheid
Het spreekt voor zich dat de ondersteuning klantgericht moet zijn, uitgaande van hun interesses en wensen. Dit uitgangspunt kan dus ook betrekking hebben op de samenwerking tussen de klant en de ondersteuner. Zijn het derden in dienst van een beroepsorganisatie of zzp'ers, dan behoren kwaliteit en klantgerichtheid tot de beroepsnormen die gelden voor het beroep.
7.6.5 Melden van rampen of geweld (algemeen)
In voorkomend geval dient de derde de toezichthouder onverwijld in kennis te stellen van:
- •
elke calamiteit die zich heeft voorgedaan bij het verlenen van ondersteuning;
- •
geweld bij het verlenen van hulp.
Onder een ramp wordt verstaan een onvoorziene of onverwachte gebeurtenis die verband houdt met de kwaliteit van de ondersteuning en die een klant ernstige schade of overlijden heeft berokkend (artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet). De referentiecode geldt voor alle derden waar het persoonlijk budget aan wordt besteed. Dit betekent voor derden die werknemers zijn van een professionele organisatie, die als freelancers werken en voor mensen in het sociale netwerk.
omzetten in soort
Het melden van ernstige nadelige gevolgen voor de cliënt kan voor de Raad aanleiding zijn om het recht op PGB in te trekken en in plaats daarvan een verstrekking op maat te verstrekken. Uiteraard kan het college de klant ook in de gelegenheid stellen om met een andere derde een overeenkomst te sluiten die voldoet aan de daarvoor geldende eisen.
7.6.6 Referentiecode voor diensten (algemeen)
De derde partij moet stap voor stap kunnen laten zien hoe om te gaan met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. Dit moet aangeven dat er naar aanleiding van een dergelijke melding zo snel en adequaat mogelijk hulp geboden kan worden. Meldingen van huiselijk geweld of kindermishandeling worden doorgestuurd naar Veilig Thuis West-Brabant. De referentiecode geldt voor alle derden waar het persoonlijk budget aan wordt besteed. Dit betekent voor derden die werknemers zijn van een professionele organisatie, zelfstandigen zonder personeel, evenals mensen uit het sociale netwerk. Ook wordt gewaarschuwd dat een persoon uit het sociale netwerk ook als derde slachtoffer kan worden van huiselijk geweld. Denk bijvoorbeeld aan een budgethouder met specifieke problemen die het persoonsgebonden budget besteedt aan bijvoorbeeld zijn ouders.
7.7 Kwaliteit van ondersteuning
De behoefte aan maatwerk in natura zal in het algemeen aangeven aan welke (kwaliteits)eisen de hulpverlener moet voldoen. Dit is in ieder geval afhankelijk van de aard van de benodigde ondersteuning. In het licht van het probleem kan de klant professionele ondersteuning nodig hebben. Dit betekent dat voor ondersteuning gespecialiseerde eisen gelden die (alleen) een professional kan bieden. Denk ook aan de noodzaak van voldoende werkafstand. Eenmaal aangemaakt, kan er geen ondersteuning worden geboden door een persoon van het sociale netwerk. De raad hoeft in deze gevallen niet te beoordelen of de persoon in het sociale netwerk waaraan de budgethouder het PGB wil besteden, voldoet aan de kwaliteitseisen. De budgethouder belt dan een door de Raad van Bestuur goedgekeurde professionele ondersteuner. Indien dit niet mogelijk is, weigert het college van burgemeester en wethouders het persoonsgebonden budget en wordt een individuele verstrekking verleend.
extra aandacht
Het kan voorkomen dat de opdrachtgever het persoonlijk budget wil besteden aan iemand die eerder het bestuur heeft ingesteld, bijvoorbeeld:
- •
onvoldoende kwalitatieve ondersteuning wordt geboden, of
- •
handelde in strijd met wet- of regelgeving, of
- •
onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gemeente (fraude).
Deze onregelmatigheden zullen in de meeste gevallen hebben geleid tot het vernietigen van een eerder PGB-besluit conform art. 2.3.10 OMM 2015. Er vindt dan geen inhoudelijke beoordeling van de kwaliteit plaats omdat het college van burgemeester en wethouders het PGB om een andere reden kan afwijzen (zie artikel 7.10 van de beleidsregels).
7.7.1 Kwaliteitsbesteding professionele ondersteuning uit persoonlijk budget
Dit kan een derde zijn die in dienst is van een beroepsorganisatie of een zelfstandige is. Op basis van de ontwerpbegroting beoordeelt de Raad telkens of:
- •
ondersteuning is in overeenstemming met de door de klant gestelde beperkingen.
- •
Ondersteuning wordt geboden op basis van de te behalen doelen die samen met de klant worden beoordeeld en indien nodig worden bijgesteld.
- •
de assistent heeft een relevante opleiding. De opleidingsvereisten variëren afhankelijk van de aard van de aangegeven ondersteuning.
- •
de ondersteuner beschikt over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Deze verklaring mag in principe niet ouder zijn dan drie maanden voor ingang van de uitkering.
- •
de ondersteuningsaanbieder kan de omvang/intensiteit van de ondersteuning bieden. Deze vraag zal vooral gesteld worden aan zelfstandigen zonder personeel. Ze kunnen ook worden ingehuurd door andere klanten. Denk in dit geval aan de 40-urige werkweek.
- •
de beoogde ondersteuner is lange tijd niet betrokken geweest bij de cliënt, diens familie en/of mensen in het sociale netwerk. Dit kan betekenen dat er niet meer voldoende professionele afstand is of dat er niet meer over gesproken kan worden om tot het resultaat te komen. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een gebrek aan vooruitgang in de richting van deliverables. Dan voldoet het persoonsgebonden budget niet meer. Onvoldoende professionele afstand kan er ook toe leiden dat de klant (te) afhankelijk is (of wordt) van de ondersteuner.
7.7.2 Kwaliteit van uitgaven sociale netwerken pgb
De klant hoeft niet per se een beroep te doen op professionele ondersteuning, het persoonlijk budget kan ook besteed worden aan iemand van het sociale netwerk. Op basis van de ontwerpbegroting beoordeelt de Raad telkens of:
- •
de klant kan zijn keuze voldoende motiveren om de betreffende persoon uit het sociale netwerk in te schakelen (zie ook hierboven over PGB-prijsvraag).
- •
de relevante persoon in het sociale netwerk oefent geen druk uit op de klant in het besluitvormingsproces. Met andere woorden, de klant kan niet door deze persoon worden beïnvloed (zie ook PGB-concurrentie). Het ligt voor de hand dat de Commissie een gesprek voert met de klant zonder dat de desbetreffende persoon van het sociale netwerk daarbij aanwezig is. De Commissie kan ervoor zorgen dat de klant tijdens dit gesprek gebruik kan maken van een onafhankelijke medewerker van de klantenservice.
- •
de persoon in het sociale netwerk kan de nodige ondersteuning bieden. En zo ja, wat blijkt daaruit?
- •
Ondersteuning wordt geboden op basis van de te behalen doelen die samen met de klant worden beoordeeld en indien nodig worden bijgesteld.
- •
Het is redelijk dat degene aan wie het PGB wordt besteed niet overbelast raakt of dreigt te raken.
- •
de persoon in het sociale netwerk kan het bereik/de intensiteit van de ondersteuning bieden. Denk in dit geval aan de 40 uur werk per week die persoon heeft. Reguliere activiteiten, maar ook andere activiteiten kunnen hierbij een rol spelen.
- •
de kwaliteit van de geboden ondersteuning voldoende is gewaarborgd. Afhankelijk van de mate van klantbeperkingen (kwetsbaarheid) kunnen de kwaliteitseisen over het algemeen strenger zijn.
- •
er is voldoende professionele afstand. Dit kan een belangrijke rol spelen bij het behalen van het resultaat. Zo kan overmatige (emotionele) betrokkenheid van het individu bij het sociale netwerk een negatief effect hebben op de klant-ondersteuningsrelatie. Hierdoor kan de klant ook (te) afhankelijk worden van de persoon in het sociale netwerk.
7.7.3 Kwaliteitseisen overdekte woningen
Op basis van de ontwerpbegroting beoordeelt de Raad telkens of:
- •
er wordt een veilige woonomgeving geboden met voldoende nabijheid voor ongeplande hulpvragen, dag- en nachtstructuurondersteuning en stabilisatieonderhoud.
7.7.4 Kwaliteitseisen woningaanpassingen en toebehoren
Het spreekt voor zich dat een woningaanpassing moet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, waaronder veiligheid. Daarom dient een offerte bijvoorbeeld een door de Raad van Bestuur goed te keuren programma van eisen te bevatten. Daarbij dienen de aanpassingen aan de woning in ieder geval te voldoen aan de voorwaarden van het geldende Bouwbesluit. Daarnaast kunnen in de bouwvergunning of het bestemmingsplan afwijking voorwaarden staan waaraan de woningaanpassing moet voldoen. Het college van burgemeester en wethouders kan daarom kwaliteitseisen stellen aan degene die om eerder genoemde redenen woningrenovaties gaat uitvoeren. Bijvoorbeeld het hebben van het BouwGarant keurmerk. De kwaliteitseisen van een hulpmiddel zijn afhankelijk van het hulpmiddel, het declaratieprogramma en de eisen die gelden voor het contractaanbod.
7.8 Uitgaven geschikt voor het beoogde doel
Bij de beoordeling van de kwaliteit moet de te verkrijgen persoonsgerichte dienstverlening ook redelijkerwijs toereikend zijn voor het doel waarvoor het PGB wordt verstrekt (artikel 2.3.6, derde lid, van de wet). Dit moet voortkomen uit de behoefte aan maatwerk (indicatie in natura). Het budgetplan (voor diensten) laat ook zien waar de bestedingsdoelen (outcomes) naartoe gaan.
7.9 Persoonsgebonden budgetuitgaven algemeen
Voor het bbp geldt een hoge mate van bestedingsvrijheid. Dit betekent dat het persoonsgebonden budget kan worden besteed aan een maatwerkvoorziening die het doel/resultaat realiseert. Mits aan de voorwaarden wordt voldaan. De verordening specificeert een aantal situaties en soorten uitgaven waaraan het BBP niet kan worden besteed.
7.10 Andere redenen voor weigering
Er zijn twee aanvullende wettelijke uitsluitingsgronden (artikel 2.3.6, lid 5, van de wet). Het bestuur is bevoegd terzake een beleidsregel vast te stellen.
1.Preciezere afstelling
Het kan zijn dat de budgethouder een duurdere maatwerkdienst wil afnemen, terwijl het persoonlijk budget alleen toereikend is om de aangegeven maatwerkdienst te kunnen afnemen. In dat geval ziet de Raad van Bestuur af van de meerkost. Het is dan aan de budgethouder om de meerprijs zelf te betalen. Merk op dat de Raad nog aan het beoordelen is of de kwaliteit van de aan te schaffen (duurdere) maatwerkinstallaties voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De budgethouder moet (nog) verantwoord omgaan met het persoonlijk budget (CRVB:2017:1971). Als de Commissie reden heeft om te twijfelen of de budgethouder het zich kan veroorloven om de gepersonaliseerde dienst aan te schaffen, moet de klant op verzoek relevant bewijs overleggen. Dit om te voorkomen dat een maatwerkinstallatie van onvoldoende kwaliteit wordt aangeschaft of dat de klant tijdens de budgetperiode geen maatwerkinstallatie aanschaft die aan zijn ondersteuningsbehoefte kan voldoen.
2.Pgbeerder ingetrokken besluit
Indien het College van Bestuur eerder een pgb-besluit heeft ingetrokken, heeft de cliënt gedurende een periode van 12 maanden geen recht op een pgb (artikel 2.3.6, vijfde lid, onderdeel b, van de wet). De termijn gaat in op de datum van de beslissing tot herziening of herroeping. Dit betekent dat het bestuur een PGB-aanvraag kan afwijzen zonder te beoordelen of aan de voorwaarden is voldaan.
7.11 Extensie-indicator
Een verlengingsverzoek is in feite een nieuwe kennisgeving en een volgend nieuw verzoek. Bij een verzoek tot verlenging van de indicatie in PGB-format beoordeelt het bestuur ook of de doelstellingen (voldoende) zijn behaald tijdens de voorlopige indicatie. Indien dit niet het geval is en onvoldoende uitleg geeft, kan het college van burgemeester en wethouders het persoonsgebonden budget afwijzen en een individuele voorziening in natura aanwenden.
lichte revisie
Zodra de indicator verloopt, kan de klant het bestuur opnieuw informeren om de ondersteuningsindicator te verlengen. Indien het Bestuur vaststelt dat de klant afhankelijk is van een persoonsgebonden voordeel (in natura), kan de klant ook een persoonlijk offerteverzoek indienen. Als er in de voorgaande periode van PGB-verstrekking geen sprake is geweest van onregelmatigheden en het Bestuur geen andere reden heeft om te twijfelen of (nog) aan de voorwaarden (wet- en/of regelgeving) wordt voldaan, kan het onredelijk zijn om met de cliënt te bespreken dat wederom intensieve toetsing van voorwaarden. In sommige gevallen betekent dit dat de Raad slechts een lichte toetsing toepast. Maar een begrotingsplan moet (opnieuw) in zijn geheel worden opgesteld.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
8.1 Effectiviteit en referentietitel
-
1.Deze beleidsregels zijn van kracht vanaf 1 januari 2021.
-
2.Deze beleidsregels heten: Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Breda 2021.